Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [50]Zij [51]belijden, [52]dat zij God kennen, maar zij verloochenen [Hem] [53]met de werken, alzo zij [54]gruwelijk zijn en [55]ongehoorzaam, en tot alle goed werk [56]ongeschikt. 50. Namelijk deze verleiders en drijvers van het onderscheid der spijzen. 51. Namelijk met den mond en uiterlijken schijn. 52. Dat is, dat zij de ware religie en godsdienst oefenen. 53. Namelijk die kwaad en tegen de ware religie strijdig zijn, gelijk in het volgende verklaard wordt. 54. Dat is, niet alleen geringe, maar ook lelijke en gruwelijke zonden bedrijven. Zie Job 15:16; Ps.14:3. 55. Dat is, die de waarheid geen plaats willen geven, of die zich niet willen laten bewegen, om deze te geloven en aan te nemen. 56. Grieks, verwerpelijk, of, afgekeurd; dat is, die, omdat zij gene goede werken voortbrengen, met recht afgekeurd worden, dat zij gene oprechte gelovigen zijn, maar verwerpelijk.